Inhoudelijke beschrijving:
Oogstarbeid rond de jaren 60 verliep op de volgende manier:
De oogst werd gepikt of met een maaimachine afgereden. De korenhalmen werden tot schoven gebonden. Omdat het koren moest drogen werden de schoven gestuikt. De ‘stuikrote’ bleef een achttal dagen op de ‘kouter’.
Als het koren voldoende droog was, werd het met paard en driewielkar naar de boerderij gevoerd. Hier werd het in korenmijten opgestapeld om in het najaar gedorst te worden.
De dorsmachine deed haar rondgang van boerderij tot boerderij. Het graan werd in zakken gevuld en naar de graanzolder gebracht, terwijl het stro op de schelf of in stromijten werd opgeslagen.