Inhoudelijke beschrijving:
Algemene info
Het gesprek beslaat grotendeels het leven en werk op een boerderij. De respondent is een zeer gedreven spreker. Jammer genoeg is hij meermaals niet verstaanbaar. Het ligt niet aan de kwaliteit van de opname maar eenvoudigweg aan zijn uitspraak. Hierdoor gaat één en ander van het gesprek verloren. Doch is de rode draad duidelijk: de “boerenstiel” is enkel voorbestemd voor “harde” werkers.
Inhoud
00.00 Konijnen en hennen
Voor het eigenlijke gesprek start, vertelt de respondent een anekdote. Hij kweekte altijd konijnen en hennen. Hij had er respectievelijk 80 en 50. Blijkbaar mogen deze dieren niet samenhokken gezien het gevaar voor een plaag waarbij de konijnen het slachtoffer kunnen worden. De respondent was hierover gewaarschuwd door derden, maar negeerde het advies. Gevolg: na enkele weken waren er tientallen konijnen dood.
01.45 Roots
De respondent is geboren in 1898 (vermoedelijk in de regio van Zottegem, maar niet 100% ‘verstaanbaar’). Hij heeft 6 broers en 1 zus, waarvan enkele al overleden. Hij groeide op en werkte jaren op de boerderij van zijn ouders, gelegen in een uithoek van Scheldewindeke. Later nam hij het familiebedrijf over, samen met zijn vrouw Margriet. In 1956 verkocht hij de ouderlijke boerderij en kocht samen een nieuw hof, centraler gelegen, in Scheldewindeke.
02.40 De familieboerderij
De respondent vertelt over zijn broers en zussen, waarvan sommige nog in de regio wonen. Zoals aangegeven lag de familieboerderij in een verloren hoek. Het was er een harde kleigrond. Heel vruchtbaar. Beste kwaliteit voor aardappelen, rapen, tarwe maar een kleigrond is taai en lastig om te bewerken, aldus onze respondent. Hij hield ook koeien en enkele paarden voor het ploegwerk op ‘het land’. Het was hard werken. In de winter opstaan om 5 uur ‘s morgens, in de zomer om 4 uur. Van in de periode al van het familiebedrijf was de respondent ook de bakker ‘ten huize’ en maakte hij boter. De roomlaag op de melk werd met de “afromer” geschept en dan diverse keren gekarnd (bewerkt tot boter). Deeg maakte hij in een trog. Bloem, gist, water en een beetje boter als ingredïenten. Bakken gebeurde in een houten oven. Hij maakte vooral “blokjes” (platine brood), soms masteluinbrood (mix van tarwe- en roggebloem) en roggebrood.
23.00 Wereldoorlogen
Tijdens WO I werd hij van 1916-18 opgeëist door het leger. Twee jaar verbleef hij Frankrijk. Obussen lossen en laden. De respondent heeft heel slechte herinneringen aan die periode. Hij kwam graatmager uit Frankrijk terug. Van WO II herinnert hij zich vooral de vele obussen die in de streek vielen. Gelukkig werd de boerderij noch het vee ooit geraakt. Er waren veel Duitse soldaten in de regio aanwezig.
29.30 Terug naar het boerderijwerk
De respondent bewerkte zijn land eerst met een arduinen rol en vervolgens met een dubbele ploeg getrokken door paarden. Winter en zomer, het was steeds zo’n 16 uren werken per dag. De respondent vertelt hierover enkele anekdotes. Graan pikken (in de zomer) deed hij het liefst. Het graan werd vervolgens in bundels gebonden. In de winter werd met de dorsvlegel het graan gedorst (korrels uit de aren verwijderen) op de dorsvloer. Het graan lag opgeslagen in de tasruimte (een soort schuur), dorsvloer. Met de introductie van de dorsmolen zou later het dorsen machinaal uitgevoerd worden.
Verzameling dialectbanden van de sectie Nederlandse Taalkunde (Universiteit Gent). Volledige verzameling op www.dialectloket.be.